Het mosbloempje (Crassula tillaea) zag ik voor het eerst op Texel en het intrigeerde mij. Ik heb er een tijdje naar moeten zoeken. Niet zo verwonderlijk, aangezien het hier de kleinste bloeiende landplant van de Nederlandse flora betreft! Eenmaal gevonden zag ik een mooi, zeer klein, rood aangelopen plantje. Doordat de bladparen, vooral aan de stengeltoppen, dicht opeen gedrongen zijn en dakpansgewijs op elkaar aansluiten, lijkt het plantje op een mos, vandaar de naam mosbloempje.
Niet lang na mijn eerste kennismaking met de soort op Texel, kwam mij ter ore dat zich ook op Landgoed Larenstein een groeiplaats van deze -voor Nederland zeer zeldzame- plant bevindt. Langs een grindpad in de demotuinen, prijken vele exemplaren. Ook hier moet je in het begin best even zoeken, maar zodra je één exemplaar ontdekt, zie je al snel tientallen andere exemplaren. Deze zijn lang niet zo rood aangelopen als in bijvoorbeeld de duinen van Texel. Hoe droger de standplaats, des te roder kleurt het mosbloempje. De minuscule bloemen, die in kleine groepen in de bladoksel zitten, zijn alleen met behulp van een loep goed te zien. De plant groeit vooral aan de rand van paden, die in het voorjaar nat zijn en ’s zomers min of meer uitdrogen. Mosbloempje kan zowel in de volle zon als in de schaduw groeien. Op Landgoed Larenstein is naast de groeiplaats in de demotuinen, recent nog een groeiplaats gevonden op het grindpad bij de heuvel waar de toren met boom op staat. Het harken van paden kan bijdragen aan de verspreiding van mosbloempje: elk stukje dat op een geschikte plek blijft liggen, kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Voor wie mosbloempje graag zelf wil bewonderen op het landgoed, is het het gemakkelijkst om met de rug naar de geit, welke in de demotuinen staat, het linker grindpad te bestuderen. Succes verzekerd!
Tekst en Foto: Tamar Braaksma