Over het vogeltje dat centraal staat in deze blog kwam medeblogger Robin Kraaij ooit eens met de enigszins aparte uitspraak: ‘als je ze bij hun staartje zou pakken, lijken het net theezakjes!’.
Als je door de gedeeltes met bos van landgoed Larenstein loopt kun je het geluid van de staartmezen haast niet missen. Links, rechts en vooral boven je hoor je ‘Sii-sii-sii’ en ‘Sjrrrp, sjrrrp’. Als je dan even stil blijft staan en even goed zoekt zie je daar hele families van kleine zwart-wit-met-een-beetje-roze bolletjes met, in verhouding tot hun lichaam, een enorm lange staart. Ze eten vooral insecten en halen vele acrobatische capriolen uit om die te pakken te krijgen; ze hangen bijna vaker op de kop aan takjes dan dat ze er rechtop op zitten.
Om ze nu als theezakjes te bestempelen gaat me wat ver, maar echte mezen zijn het ook niet. De staartmezen vormen een eigen taxonomische groep met vele ondersoorten. In Nederland is het hele jaar door de ondersoort europeaus te vinden (zie foto). In verenkleed is deze soort bijna net zo variabel als een buizerd; er zijn donkere en hele lichte variaties te vinden. Vooral de laatste zorgen nog wel eens verwarring onder vogelaars. Er is een noordelijke ondersoort met de naam Witkopstaartmees (ondersoort caudatus). Deze heeft, behalve een zeer witte kop, ook een spierwitte buik en een wollig voorkomen. Ook heeft de witkopstaartmees een scherpe afscheiding tussen het de witte kop en het zwart op de rug. Wanneer een licht uitgevallen ‘gewone’ staartmees niet voldoet aan de eisen om een witkopstaartmees genoemd te worden, noemen vogelaars hem witkoppige staartmees, hetgeen eigenlijk een ‘gewone’ staartmees is. Tijdens het schrijven hiervan raak ik zelf al in de war, laat staan als je in het veld staat met je verrekijker… Gelukkig zijn gevallen van echte witkopstaartmezen doorgaans zeldzaam in Nederland. Alleen in het najaar en winter willen ze nog wel eens vanuit Scandinavië, Rusland of Oost-Europa deze kant op komen en zich mengen met een familie gewone staartmezen. Het kan dus de moeite lonen om in de winter in zo’n groep staartmezen te speuren naar de zeldzame witkopstaartmees. Maar je bent nu gewaarschuwd voor de instinker van de witkoppige variant!
Tekst en foto: Ernstjan Penninkhof